kent er hier iemand ene Joke?

29 jan

Hij haalt zijn schouders op en knikt ja als ik hem vraag of we wel in de juiste rij staan. Achteraf besefte ik dat ik puur uit gemakzucht het schouders ophalen verdrongen had en het bevestigend knikken meer waarde had toegedicht dan dat het eigenlijk verdiende. Als ik de kans heb, doe ik dat vaak, me verlaten op andere mensen. Dat is gemakkelijk.  Gemakzucht, weet je wel. Bovendien kan je dan ook de schuld op iemand anders steken als het misloopt.  Al ligt dat laatste niet mijn aard. Ja, beste bloglezer,  ik heb ook mijn positieve kanten.

Gelukkig schoot het goed op. We waren buiten in de koude beginnen aan te schuiven en na ongeveer een kwartiertje stonden we al in de brede gang van het vernieuwde funerarium.  Amper een uur voordien had ik haar nog via een privébericht op facebook gevraagd hoe ze eigenlijk heette, haar grootmoeder.  Ik vond het immers een beetje vreemd om de naam van de overledene niet te kennen als je haar voor de laatste, in dit geval ook eerste, keer gaat begroeten. Al ging ik in eerste instantie niet om de overledene mijn steun te betuigen, maar wel haar kleindochter.

Haar kleindochter, Ellen, mijn loopmaatje met wie ik vroeger nog in de lagere school gezeten had. Met wie ik destijds geen biezondere band had, maar bij wie ik ook geen onbehaaglijk gevoel kreeg toen ik haar na ruim twintig jaar opnieuw ontmoette.  Zoveel jaren later bleken we het best wel goed met elkaar te kunnen vinden. Toen ze me persoonlijk berichtte dat er geen avondwake was, maar wel de gelegenheid om te condoleren, vond ik het vanzelfsprekend dat ik dit zou doen, ook al benadrukte ze dat het geheel vrijblijvend was.

Inmiddels waren we bij de grootmoeder aanbeland.  Ik wierp een korte blik op het oude lichaam en mijn kaartje in het rieten mandje, nam de (hoe heet dat ding eigenlijk) ter hand, sopte het deftig in het wijwater en wenste haar, al kruisje gevend, een rit zonder retour naar de hemel. Vervolgens gaf ik de rouwende zonen op rij om de beurt een stevige hand, zoals het protocol dat voorschrijft, ondertussen ‘oprechte deelneming’ mompelend en het even spontane bedankje in ontvangst nemend.

Zo, dat zat er alweer op.”Waar was Ellen eigenlijk?” vroeg de trainer van de atletiekclub die me vergezeld had. “Wat vreemd dat ze niet mee in de rij stond,” merkte hij op. “Helemaal niet vreemd, ze is toch een ‘klein’dochter, het zijn toch de eigen kinderen die langs de kist staan en niet de kleinkinderen.” En terwijl ik dit zei, gluurde ik in de kamer erlangs, waar enkele familieleden en kennissen genoten van een warme kop koffie.  Geen Ellen te bespeuren.

Het begon ons plotsklaps te dagen. We spurtten naar buiten. (We zijn immers niet voor niets bij een atletiekclub aangesloten) Op de venster waren de doodsbrieven geplakt van de opgebaarde overledenen.  Er waren er twee. Lap! Twee families die hun grootmoeder verloren hadden.

En nu?  Rechtsomkeer! Zonder kaartje evenwel. Een fractie van een seconde overwoog ik om het terug uit het mandje te gaan vissen.  Ik zou het vast en zeker terugvinden.  Het had een groter formaat dan gebruikelijk en op de omslag zat er een zwarte stipje, alsof er een vliegje op gescheten had. Maar het mandje stond naast de doodskist van de andere oma, recht tegenover de vijf zonen die ik tien minuten eerder met de gepaste droefenis een hand gegeven had. Not done dus. Zonde van het kaartje.  Omdat ik betrokkene niet persoonlijk gekend had en mijn schrijfsel tot de ganse familie was gericht, had ik het wel wat algemeen gehouden zodat mijn tekst in principe op elke grootmoeder van toepassing kon zijn. Desalniettemin had ik mijn best had gedaan om er toch een persoonlijk tintje aan te geven.   Heel af en toe slaag ik erin om in enkele woorden toch een rake boodschap te noteren.  Maar dat hoeft mijn bescheiden ik jou vast niet te vertellen, beste bloglezer.

De trainer liet er alleszins geen gras over groeien en haastte zich naar de andere rouwkamer. Wacht even, wilde ik nog zeggen, want ik voelde de slappe lacht opborrelen.  Vooraleer ik er erg in had, keek ik echter in de behuilde ogen van Ellen. Op slag was mijn lachneiging onderdrukt. Routineus werkte ik vervolgens het tweede rijtje rouwende familieleden af. Ellen stond als voorlaatste.  Ik gaf haar een warme knuffel. Eigenlijk ben ik daar heel zuinig mee. Als je niet met me getrouwd bent of ik heb je niet persoonlijk gebaard, dan krijg je er gene, tenzij je iemand dierbaar verloren hebt. Je begrijpt dus dat er bijna niemand op een knuffel van mij zit te wachten.

Mijn man vond het alleszins hilarisch toen ik het hem vertelde. Die andere mensen hebben alleszins een fijn kaartje ontvangen, besloot hij. Alleen zal iedereen zich afvragen wie die Joke wel mag zijn.

19 Reacties to “kent er hier iemand ene Joke?”

  1. Joyce 1 februari 2014 bij 5:20 pm #

    Ik kon ook een glimlach moeilijk onderdrukken, het zou je gebeuren zeg……. Wel heel mooi dat je zoiets doet voor een maatje

  2. Sunnyman 2 april 2014 bij 5:02 am #

    Zo zit er in de meeste pijnlijke situaties toch ook weer iets grappigs …… achteraf dan 😉

    Heerlijk blogje!

Geef een reactie op Sunnyman Reactie annuleren