Archief | februari, 2012

over gênante aandoeningen en valse beschuldigingen

26 feb

Bijna was ik vergeten dat ik nog een vraag moest stellen en ook bijna welke deze zou zijn, zó banaal is ze.  Maar ik zal er geen doekjes om winden, ik ga het niet mooier verwoorden dan het is en ik zal ze niet in schrijftaal formuleren, maar gewoon platweg in spreektaal.  Dat is tenslotte toch nog de meest klare taal.  Beste bloglezer, hier komt mijn persoonlijke vraag, waarop ik eigenlijk geen antwoord behoef.  Ik heb dit nochtans heel duidelijk gemaakt in de vorige tekst, maar blijkbaar lees je daar makkelijk overheen aan de reacties te zien…… Lieve lezer… heb je al gekakt vandaag? Awel, ik ook en ik heb er zelfs geen traantje bij hoeven te plengen.  Ongeveer 14 jaar geleden was dit geheel anders.  Ik was voor de eerste keer zwanger en liet me ijzerpillen aansmeren door de gynaecoloog.  Vanaf toen liep er echter niets meer gesmeerd.  Ik raakte zodanig geconstipeerd dat ik op den duur telkens wenend op de plee belandde, als ik weer eens moest. Zo zeer deed dat.  Uiteindelijk bezocht ik ten einde raad mijn huisarts in de hoop dat hij me van mijn kakongemak zou kunnen verlossen.

Daar lag ik dan, op de onderzoekstafel, in een onflatterende positie.  Ik gebood mijn dokter om enkel te kijken en zeker niet te voelen, want dan zou het niet alleen mijn, maar vooral zijn beste dag niet zijn. Mijnheer doktoor stelde zich deze keer zeer empathisch op, waardoor het letterlijk pijnlijk duidelijk werd dat dit een ernstige zaak was. “Ik neem aan dat ik speen heb”, diagnosticeerde ik mezelf. “Ik wou dat ik dàt kon zeggen”, antwoordde mijnheer Doktoor “maar dit is veel ernstiger.  Je hebt een ‘prolapsus ani’.  Zes jaar heb ik de Latijnse gedaan om desondanks niet te weten wat hij bedoelde.  Ik moet hem nogal dom aangekeken hebben want hij legde me nogal simplistisch uit dat ik mijn darm deels had uitgekakt. “Dit is niet goed”, zei hij “je moet kost wat kost vermijden dat dit erger wordt”.  En om zijn stelling kracht bij te zetten nam mijn arts, die zijn macaber gevoel voor humor herwonnen had, een medische encyclopedie van zijn boekenrek en liet me foto’s van achterwerken zien waarop menig baviaan jaloers zou zijn.

Ik moest slikken en wendde mijn hoofd af. “Om zulke taferelen te vermijden moet je de uitstulping naar binnen duwen”, grapte mijn dokter. Althans dat dacht ik, maar het bleek geen grap te zijn, doch pure horror.  Mijnheer doktoor  was bloedserieus.  Hij gaf me nog enkele tips over hoe ik dit moest aanpakken en toen ik zijn praktijk verliet kon hij het toch weer niet nalaten om te zeggen dat ik het alleszins ‘goed in de gaten’ moest houden.

Ik maakte dankbaar gebruik van onze ouderwetse bidet, waarover wij beschikten in onze vorige woning.  Het water zou de pijn verzachten, volgens mijnheer doktoor.  De pijnmildering was zo goed als nihil. Doch veel erger was het feit dat ik niet slaagde in mijn missie.  Telkens als ik dacht terrein gewonnen te hebben, floepte de bloemkoolachtige uitstulping terug naar buiten.  Weeral ten einde raad riep ik deze keer de hulp van mijn wederhelft in.  Ik schonk hem mijn volledige vertrouwen en vroeg hem om de weke uitpuiling langzaam terug te duwen.  Zoals ik van hem kon verwachten deed  hij dit heel voorzichtig, volgde mijn instructies – even stoppen, doe maar verder  – nauwgezet op, maar vanaf het moment dat zijn vinger loste, gleden de rozige knobbels terug naar buiten. Niet alleen uit pijn, maar vooral uit radeloosheid eindigde dit opnieuw in een eindeloos tranendal van mijnentwege en dit deed mijn man, op zijn beurt ten einde raad, naar de telefoon grijpen.

Mijnheer doktoor arriveerde nog geen kwartier later en schrok zichtbaar van het behuilde hoopje ellende dat hij aantrof. Hij luisterde naar mijn verhaal en concludeerde vervolgens dat hij me medicatie zou voorschrijven om me uit mijn lijden te verlossen. De medicatie zou zorgen voor ontzwelling, volstrekt onschadelijk zijn voor de baby en op korte termijn werken.  “Waarom hebt u dat deze voormiddag dan niet voorgeschreven?”, reageerde ik lichtjes verbolgen. “Tja, als je tanden op je gat had gehad, dan had je me gebeten.  Ik wist niet dat het zo erg was en dat je er zo zwaar tilde. We hebben er samen nog om kunnen lachen.” Van mijn kant nogal groen ja, maar blijkbaar is hij kleurenblind. Vervolgens wendde hij zich tot mijn man en sprak hem vermanend toe. “En jij moet er rekening mee houden dat je vrouw zwanger is.  Veel vrouwen hebben dan minder behoefte aan sex, zeker als hun buik in de weg zit, maar dat betekent daarom niet dat je haar anaal moet benaderen!” Mijn man en ik keken elkaar verbouwereerd aan. “Dokter, nu moet u eens goed naar mij luisteren”, schoot mijn partner vervolgens in de verdediging “aan die kant ben ik nooit geweest en daar zal ik ook nooit komen.”  De dokter keek naar mij, zag mij bevestigend knikken en verliet vervolgens niet geheel overtuigd onze woning.

“Wat denkt die kerel wel niet van mij”, reageerde mijn partner verontwaardigd toen mijnheer doktoor de deur uit was.  En vervolgens schoten we samen in een lach omdat we desondanks de humor van de situatie konden inzien.

Enkele dagen later hoefde ik niet meer te huilen tijdens het kakken en werd dit terug een banaal feit. Beste bloglezer, neem het van mij aan, dergelijke banaliteit blijft best een banaliteit en vergeet vooral de B niet!

de paradox van de banaliteit

21 feb

Beste bloglezer, mag ik je eens een intieme vraag stellen? Als het je een troost mag zijn, je hoeft hier niet expliciet te antwoorden, hoor.  Ik stel deze vraag gewoon om je over een banaliteit die er geen is te doen nadenken.

Als je antwoord op mijn vraag ‘ja’ is en je fronst je wenkbrauwen omwille van de banaliteit van mijn vraag, mag je je gelukkig prijzen. Als je antwoord op mijn vraag ‘neen’ is en je fronst je wenkbrauwen, eveneens omwille van de banaliteit van mijn vraag, mag je je ook gelukkig prijzen.  Als je antwoord op mijn vraag om het even wat is en je fronst je wenkbrauwen, echter net omdat je mijn vraag helemaal niet banaal vindt… Wel, dan heb ik heel erg met je te doen.

Inderdaad, een banaliteit moet haar banaliteit behouden, anders deugt het niet! Heb ik jouw nieuwsgierigheid aangewakkerd?  Enig idee wat ik je te vragen heb?  Misschien een interessante denkoefening.  Of is dat teveel gevraagd in de krokusvakantie? Mijn oorspronkelijke vraag hoef je niet te beantwoorden zodra ik ze gesteld heb.  Maar je kan me misschien wel even laten weten wat je denkt dat mijn vraag is.  Benieuwd wat er zoal uit de bus komt!

(wordt vervolgd)

daar zit (g)een reukje aan…

10 feb

Alhoewel ik gezegend ben met een reukorgaan van formaat, is mijn reukzin niet formidabel ontwikkeld.  Of net wel?  Daar ben ik nog niet uit.  In ieder geval, ik houd niet zo van zogenaamde verfijnde geurtjes. Neen, aan mij kan je geen duizelingwekkend parfum verslijten, nog het goedkopere oo-de-twalet-alternatief.  Ik ruik vooral het liefst naar mezelf, wat dat ook moge zijn.

In een ver verleden heb ik wel diverse reukwatertjes uitgeprobeerd, maar ik heb het opgegeven.  Ik vind het nogal vlug te straf.  Ik houd het liever vluchtig en naturel. Neen, niet naturel, dat is het juiste woord niet.  Wat dan wel? Subtiel?  Ik walg van vrouwen en mannen die zich omhullen met verstikkende parfumwalmen. Wat hebben ze te verbergen?  Een gebrek aan hygiëne?

Want, begrijp me niet verkeerd, beste bloglezer, ’t is niet omdat ik niet van geurtjes houd, dat ik niet van hygiëne houd.  Oké, evenmin ben ik een hygiënefreak en nog minder heb ik het begrepen op individuen die het nodig vinden om twee of, erger nog, drie keer per dag te douchen.  Ik vind dat zelfs onhygiënisch en onethisch. Aan de ander kant van de wereld hebben mensen een gebrek aan drinkbaar water en wij sproeien er kwistig mee in ’t rond.  Is het niet op onszelf dan is het in onze tuin.

Toch kan ik soms intens genieten van een lange douche – ik weet het, ik ben geen haar beter dan de Westerse rest – en meer nog van een goedgevuld bad. En tegenstrijdig met hierboven, gebruik ik hierin wel graag een straf geurtje.  Ik ben verzot op de badoliën van Kneipp, vooral deze voor vermoeide spieren of totale balans.  Nochtans ruikt dit heel sterk, het hele huis gaat er zelfs naar rieken en daar kan ik echt van smullen.  Echter op je lijf blijft dit aroma niet te veel plakken.

Zoals ik al eerder stelde: ik ruik vooral het liefst naar mezelf en dit tracht ik te bewerkstelligen door gewoonweg dagelijks een poging te doen om niet te stinken.  Een minimale hygiëne is hiervoor een basisvereiste en verder verricht een goede deodorant mijns inziens ook al wonderen.  Ik kan het niet genoeg herhalen, uiteraard geen felriekende deotoestanden, maar eerder een kwaliteitsvolle zweetremmer van bij de apotheker, zonder toegevoegd parfum uiteraard, al zijn die geurtjes meestal niet zo uitgesproken.  Zweetgeurtjes tracht ik te vermijden, maar een lichte natuurlijke zweetgeur is volgens mij nog altijd te verkiezen boven een zwaar aritificieel aroma uit een potje of een busje.

Geuren waar ik absoluut niet van houd, maar die, voor zover ik weet, nog niet in parfumvorm verhandeld worden, zijn: de aroma’s die vrijkomen bij het bereiden of opwarmen van rode kool en de geur die je kan opsnuiven in iemands appartement nadat die persoon er vermoedelijk een tiental dagen voordien de geest gegeven heeft.  Vooral dit laatste, beste bloglezer, – helaas spreek ik beroepshalve uit ervaring – doe je zelfs de neus van je ergste vijand niet aan.

Ondanks mijn dagelijkse pogingen om niet stinkend door het leven te gaan, produceer ik nu en dan toch onwelriekende rookpluimpjes. Mocht er een onschuldig pilletje bestaan om deze om te vormen in roze wolkjes met een een fris bouquet zou ik me niet zeker niet bedenken. Af en toe kan het immers geen kwaad om  moeder natuur een beetje geweld aan te doen. Zonder dit te checken zullen mijn huisgenoten  dit vast en zeker met de neus dicht beamen.

Ziezo Zappiezap, was dit zowat de bedoeling?  Zo ja, kan je me dan even uitleggen hoe ik dit hier link aan jouw onevenaarbare virtuele leven.  En Eilish, opgelet, want ik zwier het internetstokje in jouw richting. Daar gaat ie…

Ik heb geen vrienden en daar ben ik blij om!

4 feb

Gelukkig heb ik wel één goede vriend, zeg maar een héél goede vriend, een boezemvriend als het ware, en dat mag je heel letterlijk nemen.  Regelmatig druk ik hem immers tegen mijn boezem, duik ik ongegeneerd met hem in bed. Op den duur kwam dat zoveel voor dat we beslist hebben om te trouwen.  Dat is nu ongeveer 15 jaar geleden!  Verder heb ik ook nog veel kennissen, enkele goede kameraden en ook enkele goede vriendinnen, waarvan twee overspelige.  Laat bij dit  laatste nu net het schoentje wringen.

Al mijn vriendinnen hebben net als ik een stabiele relatie.  Regelmatig vragen we ons verwonderd af hoe de statistieken aan de hoge echtscheidingspercentages komen.  Alleszins niet bij ons.  2012 lijkt echter het jaar van de ommekeer.

Het begon al met oudjaar zelf.  Mijn man, de kinderen en ik brachten oudejaarsavond door bij een bevriend koppel en hun kinderen.  Traditiegetrouw zouden we er blijven overnachten. Laat ik hen gemakshalve An en Stef noemen.  Ik ken An sedert de humaniora. Omdat zij een jaartje bleef plakken, van school veranderde en ik ging verder studeren, waren we elkaar wat uit het oog verloren.  Maar door een toevallige ontmoeting, enkele maanden voor hun huwelijk en de daaropvolgende uitnodiging om naar hun trouwfeest te komen, werd de draad terug opgepakt.  We begonnen vaker met elkaar af te spreken, kregen ongeveer rond dezelfde periode elk twee kinderen.  Kortom, we hadden het gezellig samen.

In de loop der jaren leerde ik An beter kennen.  Ze had nogal een sterke persoonlijkheid – laat ik het hier positief benoemen – en ik ging gaandeweg meer sympathie voelen voor haar man, die er alles voor deed om zijn vrouwtje en kinderen gelukkig te maken.  Al dan niet toevallig hadden we in 2011 geen enkele keer afgesproken, maar we zouden wel samen nieuwjaar vieren.  Mijn man vond dat een beetje vreemd, maar ik zag er geen graten in. Alleszins zeker stof genoeg  om bij te kletsen. An had het, zoals gewoonlijk, weer heel gezellig gemaakt en alles voelde heel vertrouwd aan.  Jammer genoeg had ze last van buikkrampen, waardoor ze  regelmatig en langdurig op de pot verbleef. Eveneens jammer genoeg was ikzelf vergeten om tijdig een allergiepilleke te nemen met alle gevolgen vandien.  Het koppel had onlangs immers twee  katten aangeschaft. Ik ben dol op poezebeesten, maar helaas bezorgen ze me nogal graag kortademigheid.  Dat was ook de reden waarom we om drie uur ’s nachts beslisten om toch naar huis te gaan. ’s Anderendaags belde ik An even op om haar te bedanken voor de gezellige avond.

Een week later vernam ik van een collega op het werk, die de moeder van Stef vrij goed kent, dat het koppel zou gaan scheiden. Ze hadden deze beslissing na nieuwjaar kenbaar gemaakt in hun familie.  Het kwam aan als een donderslag bij heldere hemel.  Ik kon het niet geloven, temeer omdat ik niets gewaar geworden was en mijn man ook niet.  Ik liet het het dagje bezinken en ’s anderendaags belde ik An opnieuw op.  Het bleek waar te zijn, ze had nog niet de juiste timing gevonden om het me te zeggen.  Ze vertelde me dat Stef drie jaar eerder een depressie had gehad.  Opnieuw kwam ik uit de lucht gevallen en benoemde dit ook. “Klopt’, ging ze verder “omdat hij beschaamd was, mocht ik er met niemand over praten.”  Ze vertelde hoe Stef haar steeds verder wegduwde en hoe zij haar toevlucht zocht in computerspelletjes.  Op die manier leerde ze een man kennen, met wie ze het goed kon vinden.  Eerst oppervlakkig, maar gaandeweg werden hun chatsessies diepgaander.  Ze begonnen in real life af te spreken en dit ontaardde – dit is mijn woordkeuze, niet de hare – in een affaire.  Toen haar man dit ontdekte, beloofde ze hem om de liefdesrelatie stop te zetten, maar de vriendschap wou ze kost wat kost behouden. Samen met haar man ging ze in relatietherapie. Ze bleef afspreken met haar ex-minnaar, als vriend – met medeweten van haar man – en uiteindelijk moest ze toegeven dat ze nog steeds dolverliefd was op hem.  “Had je trouwens niet gemerkt dat Stef en ik elkaar niet onmiddellijk ‘gelukkig nieuwjaar’ zoenden?” “Jawel, maar ik dacht dat je op dat ogenblik op de pot zat met diarree.” Madame bleek echter telkens zo lang op de pot te vertoeven om te sms’en met haar minnaar. Ik was in shock, vooral omdat ze geen goed woord meer overhad voor Stef. De therapie had niets afgedaan, dat kweet ze echter vooral aan zichzelf, ze was onvoldoende gemotiveerd. Ondertussen had Stef ook een assertiviteitscursus gevolgd. En dit had allesbehalve een gunstig effect op hem, vond ze.  Zal wel zijn!

Drie weken later speelt zich bij een ander bevriend koppel een soortgelijk drama af.  Oorspronkelijk was het niet mijn bedoeling om hier over deze affaires uit te weiden.  Daarom had ik me aanvankelijk beperkt tot het schrijven van de aanverwante tekst “Doe mij maar de dagdagelijkse sleur”, omdat het overduidelijk is dat mijn vriendinnen hieraan willen ontsnappen en ik voor mezelf tot de slotsom kwam dat ik deze behoefte niet heb.  Maar doordat er op zo een korte termijn een tweede situatie, die me een beetje doet denken aan de beklijvende film ‘Unfaithful’ – daarom noem ik deze vrienden, zoals de hoofdrolspelers, Ed en Connie – opduikt, beheerst het thema momenteel mijn leven en kan ik niet anders dan het van me afschrijven.

De voorvallen vertonen enkele overeenkomsten en doen me enkele conclusies trekken.  Ik weet het beste lezer, dat is een delicate kwestie, temeer omdat ik me niet partijloos opstel. Dat zou niet mogen als hulpverlener, I know, maar ik ben hier geen hulpverlener, ik sta er te dicht bij,  ik ben er zo ondersteboven van. Ik had nog eerder een breuk verwacht bij Nicole en Hugo dan bij mijn vrienden!

An en Connie hebben beiden een schat van een man, die het absoluut niet verdient om bedrogen te worden.  Beide mannen zijn zelfs bereid om hen hun misstap te vergeven en niet alleen uit financiële overwegingen of in functie van de kinderen, maar omdat ze – ondanks alles- hun vrouw graag zien. Daarom, beste lezer, – vergeef me mijn gebrek aan onpartijdigheid en inlevingsvermogen ten opzichte van mijn vriendinnen – zou ik ze beiden graag een schop onder -hun gat geven.

Bovendien hebben beide dames een nieuwe man en daar zijn ze altijd heel content mee geweest.  Stef en Ed zijn zeker niet te beroerd om een  handje toe te steken in het huishouden, ze zijn beiden fantastische, héél betrokken vaders en hebben veel positieve aandacht voor hun partner. Ik kan aannemen dat dit bij Stef niet het geval was tijdens zijn depressie, maar de rekening die hij hiervoor gepresenteerd krijgt, vind ik buitensporig hoog. Ed weet zelfs niet eens waarom hij een rekening krijgt.  Straffer nog, Connie weet het zelf ook niet.  Zelf kom ik tot de conclusie dat ik heel blij ben met mijn nieuwe man – jawel, ik heb er ook eentje – en vooralsnog geen reden heb om hem in te ruilen voor een nog nieuwere.  Deze moest maar eens minder nieuw zijn dan dat hij eruit ziet. Ik vrees dat mijn vriendinnen op dit vlak zelf bedrogen gaan uitkomen.

Men zegt dat liefde blind maakt. Ik kan alleen maar concluderen dat verliefdheid veel blinder maakt. Niet alleen blind, maar ook egocentrisch.  Daarenboven lijken An en Connie verslaafd aan hun nieuwe partner.  Ze hebben geen oog meer voor hun wettelijke wederhelft, noch voor hun eigen broedsel.  Net zoals een drugverslaafde liegen en bedriegen ze elkeen, vooral hen die hen nauw aan het hart liggen, om hun verslaving in stand te houden. Daarnaast zijn ze verstoken van alle redelijkheid. Ik durf niet hardop beweren dat dit me nooit kan overkomen, maar ik heb een ingebouwde rem en ik hoop dat ik – als ze niet meer zou werken – genoeg bij mijn zinnen zal zijn om aan de noodrem te trekken.

Dit leidt me trouwens tot de titel van dit schrijfsel, die verwijst naar mijn overtuiging dat vriendschap tussen mannen en vrouwen niet mogelijk is, tenzij in een liefdesrelatie.  An en Connie zijn levende bewijzen van mijn stelling. Al dan niet bewust houd ik mijn contacten met mannen veel oppervlakkiger dan deze met vrouwen.  Misschien komt dat ook door het feit dat ik, tot en met het middelbaar, mijn schooltijd enkel tussen meisjes heb doorgebracht en hierdoor niet geleerd heb om met jongens om te gaan.  Zelfs nu nog heb ik daar moeite mee. In vreemd gezelschap zal ik altijd gemakkelijker het gezelschap zoeken van vrouwen dan van mannen.  De laatste jaren heb ik ontdekt dat omgaan met mannen ook leuk kan zijn.  Toch is het anders. Hoe je het draait en keert, er blijft dat sekseverschil wat soms leidt tot plezierige woorduitwisselingen.  Je kan dat flirten noemen, maar het is veel onschuldiger dan dat.  Ach, zo lang als je het kameraadschappelijk houdt, is er niets aan de hand.  Buiten mijn partner heb ik dus geen enkele vriend, doch enkel enkele vriendinnen.

Al hebben de recente gebeurtenissen mij ook wel doen nadenken over mijn vriendschap met de dames in kwestie.  Ik heb het zo moeilijk met hun gedrag, dat ik deze vriendschap in vraag begin te stellen.  Niet alleen in de zin van dat ik eraan twijfel of ik nog wel bevriend wil zijn met hen, maar veeleer of ik wel een goede vriendin ben voor hen. Ik vrees voor dit laatste, want een echte vriendin neem je volledig zoals ze is, met al haar hebbelijkheden en onhebbelijkheden en een eventuele misstap wordt met de mantel der vriendschap bedekt.   Ik stel vast dat vriendschap voor mij toch veel voorwaardelijker is dan dat ik ooit gedacht had.  Waarschijnlijk heeft dit dan weer mee te maken met mijn aangeboren aard om, zonder uitzondering, steeds te sympathiseren met de underdog (hier, de bedrogen mannen).  Nu ik van de eerste shock bekomen ben, denk ik dat ik met Connie wel bevriend kan blijven.  Met An ligt dit moeilijker.  Dat ze haar man emotioneel de dieperik heeft ingeduwd zou ik haar eventueel nog kunnen vergeven, ervan uitgaande dat dit niet haar opzet was.  Maar dat ze nu ook nog financieel het onderste uit de kan wil halen, vind ik er zwaar over. Mensen zonder geweten, daar moet ik weinig van weten.

Tenslotte wil ik dit lange epistel beëindigen met een positieve noot.  Ik heb de relaties van mijn vriendinnen en mezelf altijd vanzelfsprekend gevonden.  Als deze vanzelfsprekendheid dan bij enkelen van hen plots doorbroken wordt, is het nogal vanzelfsprekend dat je de vanzelfsprekendheid van je eigen relatie in vraag stelt. Toch kwamen we als vanzelf tot de volgende conclusie : de vanzelfsprekendheid van onze relatie is alleen maar toegenomen. En we beseffen maar al te goed dat dit niet zo vanzelfsprekend is!